MEIDOORNMEELDAUW / HAWTHORN MILDEW

07-08-2023 | ZOOP observaties voor het Nieuwe Instituut door Frank Bruggeman i.s.m. Peter Zwaal

NL

MEIDOORNMEELDAUW

 

Een leidend beginsel van het Nieuwe Instituut is dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de belangen van andere levende organismen dan slechts de mens. Dat geldt voor de binnen- maar ook de buitenruimte van het Nieuwe Instituut, in casu de Nieuwe Tuin. In de praktijk komt het Zoöp beheersmodel er veelal op neer dat een afweging moet worden gemaakt tussen wat interessant, leuk en aantrekkelijk is voor bezoekers van de tuin, of wat bevorderlijk is voor de niet-menselijke organismen die er leven (planten, insecten en andere ongewervelde dieren) of die er komen foerageren (vogels en kleine zoogdieren). Als tuinier ontkom ik er helaas niet aan om ook de belangen van verschillende niet-menselijke organismen tegen elkaar af te wegen. Zo is bijvoorbeeld ‘sturend’ ingrijpen in het plantenleven – door middel van wieden, snoeien en maaien – soms noodzakelijk. De afmetingen van de Nieuwe Tuin zijn immers beperkt en enige mate van biodiversiteit is wenselijk. Planten die al te dominant worden moeten dus worden ingetoomd. In principe geldt echter: ingrijpen alleen als het (hoog)nodig is. Dat laatste geldt ook voor een ander traditioneel aspect van sturend tuinmanschap: het bestrijden van plaagdieren en plantenziekten. De meidoorn (Crataegus monogyna) die dit voorjaar in haagvorm langs de Jongkindstraat is geplant heeft behoorlijk te lijden van meeldauw. Dat is een schimmelziekte die bij veel planten voorkomt. De eerste symptomen bestaan uit poederachtige witte vlekken op de bladeren. In een later stadium worden de bladeren volledig door deze witte vlekken bedekt. Vandaar dat meeldauw ook wel witziekte wordt genoemd. Er bestaan honderden soorten meeldauwschimmels die elk parasiteren op één specifieke of een beperkt aantal verwante waardplanten. Zo wordt de meidoorn meestal belaagd door een soort die meidoornmeeldauw (Podosphaera clandestina) wordt genoemd.

 

 

Er zijn diverse bestrijdingsmiddelen tegen meeldauw op de markt. Chemische fungiciden die in de grootschalige landbouw worden gebruikt, zoals myclobutanil en propiconazole, mogen om goede redenen niet in stedelijk gebied worden toegepast. Er bestaan ook biologische fungiciden op zwavelbasis – maar daarvoor is het eigenlijk al te laat. Spuitmiddelen op zwavelbasis werken namelijk eerder preventief dan curatief. Ze zorgen dat er een dun laagje zwavel op de bladeren komt waardoor meeldauwsporen niet kunnen kiemen. Datzelfde geldt voor een beproefd huis-tuin-en-keukenmiddel tegen meeldauw, namelijk het bespuiten van bladeren met een mengsel van melk (40%) en water (60%). Het snoeien van geïnfecteerde meidoorntakken gedurende het groeiseizoen heeft ook geen zin. Al sinds het midden van de vorige eeuw is bekend dat op deze manier geïnfecteerde knoppen kunnen ontstaan waarin de meeldauwschimmel overwintert. Dan heeft de meidoorn het volgend jaar dus geheid weer last van deze ziekte. Het beste is, hoe raar het ook klinkt, helemaal niets doen. Meidoorn is een robuust gewas, dat niet alleen goed bestand is tegen droogte en insectenvraat maar meestal ook meeldauw wel te boven komt.

 

 

EN

HAWTHORN MILDEW

 

A guiding principle of the Nieuwe Instituut is that non-human interests are taken into account as much as possible. This applies to the interior as well as the outdoor space of the Nieuwe Instituut, which mainly boiles down to the New Garden. The Zoöp management principle often results in a trade-off between what is interesting, fun or attractive for visitors of the garden, and what is beneficial for the plants, insects and other invertebrates that are living there, and the birds and small mammals that are foraging in the garden. Unfortunately, as a gardener, I have to deal with conflicting interests between various non-human species as well. For example, intervening in the growth of certain plants by weeding, pruning and mowing is inevitable. Dimensions of the New Garden are limited after all, and some degree of biodiversity is desirable. Plants that become too dominant must therefore be restrained. In principle, however, I only intervene if this is (highly) necessary. This also applies to another traditional aspect of gardening: combating pests and plant diseases. The hawthorn hedge (Crataegus monogyna) that was planted along the Jongkindstraat this spring, severely suffers from powdery mildew. This is a fungal disease that occurs in many plants. The first symptoms are powdery white spots on the leaves. As the disease progresses, the leaves are completely covered by these white spots. That is why powdery mildew is also called white disease. There are hundreds of species of powdery mildew fungi. Most have a host range restricted to a relatively few, related plants. Hawthorn is usually attacked by a species called hawthorn mildew (Podosphaera clandestina). There are several fungicides against powdery mildew on the market. Chemical fungicides used in large-scale agriculture, such as myclobutanil and propiconazole, should not be used in urban areas for good reasons. For biological fungicides based on sulfur it is already too late. These sprays have a preventive rather than a curative effect. The thin layer of sulfur on the leaves ensures that mildew spores cannot germinate. The same applies to a home remedy against mildew, namely spraying leaves with a mixture of milk (40%) and water (60%). Pruning infected hawthorn branches during the growing season is also of no use. It has been known since the middle of the last century that buds, developed by the pruning, might become infected and thus serve as a hibernation place for mildew spores. Then the hawthorn hedge will certainly suffer from this disease again next year. The best thing, though it sounds weird, is to do nothing at all. Hawthorn is a robust shrub that can not only survive serious drought and insect damage, but usually also mildew attacks.