WATERLELIES / WATERLILIES

10-07-2023 | ZOOP observaties voor het Nieuwe Instituut door Frank Bruggeman i.s.m. Peter Zwaal

NL

WATERLELIES

 

Op het eerste gezicht lijken de waterplanten in de vijvers van het Nieuwe Instituut best te gedijen. Toch zijn enkele soorten, een jaar nadat ze zijn geplant, reeds nagenoeg verdwenen. Ik denk dan met name aan de inheemse zwanenbloem (Butomus umbellatus) en de uitheemse Kaapse waterlelie (Aponogeton distachyos). Vermoedelijk zijn deze planten verstikt door de explosieve groei van draadalg. Verstikt wil in dit geval zeggen: verstoken van voldoende licht. Gelukkig doet het draadalgprobleem zich vooral voor in de ondiepere gedeelten van de vijvers. De waterplanten in de diepere gedeelten van de vijvers ondervinden geen lichtconcurrentie van draadalg en doen het daarom prima. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de bloeiende waterlelies, waarvan ik er vandaag zo’n veertig heb geteld in twee variëteiten: de rode Nymphaea ‘Attraction’ en de witte Nymphaea ‘Gladstoniana’. De Attraction is een cultivar die in 1910 op het bedrijf van de Franse kweker Joseph Bory Latour-Marliac (1830-1911) is ontstaan uit kruisingen tussen verschillende wilde waterlelies, waaronder waarschijnlijk de Nymphaea alba. De kwekerij van Latour-Marliac in Le Temple-sur-Lot, ten zuidoosten van Bordeaux, was vermoedelijk de eerste ter wereld (1875) die zich speciaal op waterlelies toelegde. Claude Monet bezocht een stand van de kwekerij op de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs. Enkele jaren later kocht Monet voor zijn eigen vijver in Giverny enkele waterlelies van Latour-Marliac, die hij vervolgens meermaals in verf vereeuwigde. Overigens bestaat de kwekerij in Le Temple-sur-Lot nog steeds. Van de bijna 80 variëteiten die door de grondlegger zijn ontwikkeld worden er vandaag de dag nog altijd 54 gekweekt en verhandeld. De Gladstoniana is een kruising van de Noord-Amerikaanse Nymphaea tuberosa en de Euraziatische Nymphaea alba. Deze variëteit is in 1897 spontaan ontstaan in één van de vijvers van George Richardson, een waterleliekweker uit Lordstown, Ohio. De kwekerij van Richardson, kort na 1880 gesticht, gold decennialang als de Amerikaanse tegenhanger van die van Latour-Marliac. In zijn catalagus uit 1898 prees Richardson de Gladstoniana aan als “één van de beste waterlelies, zo niet de beste, waterlelie die ik ooit heb geintroduceerd”. De naam Gladstoniana is een eerbetoon aan de liberale Britse staatsman William Gladstone (1809-1898).

 

 

EN

WATER LILIES

 

At first glance, the water plants in the ponds of the Nieuwe Instituut seem to thrive. Yet some species have almost disappeared a year after they have been planted. I am thinking in particular of the native flowering rush (Butomus umbellatus) and the exotic water hawthorn (Aponogeton distachyos). These plants have probably been suffocated by the explosive growth of filamentous algae. Suffocated in this case means: deprived of sufficient light. Fortunately, the filamentous algae problem mainly occurs in the shallower parts of the ponds. Water plants in the deeper parts of the ponds experience no light competition from filamentous algae and are therefore doing fine. This can be seen, for example, in the blooming water lilies, of which I counted about forty today in two varieties: the red Nymphaea ‘Attraction’ and the white Nymphaea ‘Gladstoniana’.

 

 

The Attraction is a hybrid that originated in 1910 at the nursery of Joseph Bory Latour-Marliac (1830-1911) from crosses between several wild water lilies, probably including the Nymphaea alba. Latour-Marliac’s nursery in Le Temple-sur-Lot, southeast of Bordeaux, was probably the first in the world (1875) that specialized in water lilies. Claude Monet visited the stand of Latour-Marliac at the 1889 World Exhibition in Paris. A few years later, Monet bought some plants from Latour-Marliac for his own pond in Giverny, which he then immortalized in his famous water lily paintings. The water lily nursery in Le Temple-sur-Lot still exists. Of the nearly 80 varieties developed by its founder, 54 are still grown and traded today. The Gladstoniana is a cross between the North American Nymphaea tuberosa and the Eurasian Nymphaea alba. This variety originated spontaneously in 1897 in one of the ponds of George Richardson, a water lily breeder from Lordstown, Ohio. Richardson’s nursery, founded shortly after 1880, was for decades the American counterpart of that of Latour-Marliac. In his 1898 catalog, Richardson praised the Gladstoniana as “one of, if not the best water lily I ever introduced”. The name Gladstoniana is a tribute to the liberal British statesman William Gladstone (1809-1898).